‘De káns dat iemand Cobra’s gooit, doet al iets met je’

Een door een groep jongeren belaagde politie in Amsterdam-Oost tijdens de jaarwisseling. De Mobiele Eenheid die de hulpdiensten meerdere malen moest verlossen in Rotterdam. Een noodbevel in het Gelderse Hedel vanwege de onrust. Of de met vuurwerk bekogelde brandweer in Assen, bij het blussen van brand.

Ook dit jaar kregen de hulpdiensten met de jaarwisseling te maken met ruim 3.500 incidenten, zo blijkt uit de rapportages van de veiligheidsregio’s. En bij die incidenten waren zij zelf niet altijd veilig, of waren ze zelfs doelwit: 187 agenten raakten zo ernstig gewond dat ze aangifte deden, zei politiechef Frank Paauw deze week in het Algemeen Dagblad. Eerder was dat gemiddeld 161, schreef de krant.

Tegelijkertijd wordt de jaarwisseling óók veiliger, zegt lector publiek vertrouwen in veiligheid aan de Hogeschool Inholland, Marnix Eysink Smeets. Al jaren daalt het aantal incidenten. Dat de cijfers van geweld tegen politie oplopen, komt deels doordat ze meer registreren, zei hij in NRC. En het uitdagen van de autoriteiten? Dat gebeurt altijd met Oud en Nieuw.

Maar, begrijpt Eysink Smeets ook, alleen al de káns om een zwaar vuurwerk als de Cobra naar je hoofd te krijgen, dat doet iets met je als hulpverlener. Wat dan? Een brandweerman en een politieagent vertellen hoe het is om bekogeld te worden.

Lex de Wit: „Eind januari is de ophef weggeëbd en blijft alles zoals het was, is mijn ervaring. Dat is naar.”
Foto Bram Petraeus

Bevelvoerder Kazerne Boslaan Kralingen, RotterdamLex de Wit (56)

„De sfeer was goed, toen de dienst van mij en mijn collega om 18.00 uur begon: vuurtonnetje links, partytent rechts. Oók in de Delftse wijken waar het tijdens eerdere jaarwisselingen onrustig was. Op twee plekken na: eerst op de Papsouwselaan, in de wijk Voorhof. Ongeveer twintig jongeren staken kort na elkaar van illegaal vuurwerk gebouwde explosieven af. Na enorme klappen volgden metershoge vlammen. We stapten op de groep, die stoof uit elkaar.

„Een kwartier lopen verderop, bij de Lidl, ging dezelfde groep verder. Wij kregen een melding dat de deuren van de supermarkt waren weggeblazen en we erheen moesten om plundering te voorkomen. Honderd meter verderop, bij een flat, stonden de jongeren onder een afdak. Ze knalden met vuurwerk de zijspiegels van auto’s af.

„En toen: BAM! Een enorme knal vlak naast de monteur die de deur repareerde. We voelden harde druk tegen onze benen. Na drie minuten volgde nog een Cobra. En een derde. Maar wacht eens even, dachten we. Ze willen óns bewust schade toebrengen, het is opletten nu. Het maakte me boos, hoe ze met onze gezondheid omgingen.

„Bij de flat verderop veranderde de emotie ook. Er klonk gejoel en geschreeuw. Een aantal jongeren liep op ons af. Felle lampjes op mobiele telefoons flitsten aan, ze richtten camera’s op ons. Wéér een enorme flits, en veertien harde klappen volgden. We vroegen versterking.

„We besloten met meerdere collega’s in een linie op te treden, waarop de jongeren alle kanten op vlogen. Een deel rende de flat in. Van boven gooiden ze van alles onze kant op. Ook zwaar vuurwerk. Op dat moment voelde ik een gezonde angst: we moesten weg. De groep bleef vuurwerk gooien. Onze redding was een busje met ME’ers. Wij droegen een vuurwerkbril en oordoppen, zij waren beter beschermd en konden de jongeren verjagen.

„Ik sliep die nacht nauwelijks, had zo nog een ochtenddienst kunnen doen, zo vol was ik van de adrenaline. Ook op Nieuwjaarsdag, bij familiebezoek, zat de stress nog in mijn lichaam. Hoge hartslag, hoge spierspanning. Maar volgend jaar sta ik er weer, hoor. Zeker weten! Wat hielp? Het tikken van vijf kantjes proces verbaal. Alsof ik de stress mijn lichaam uit schreef.”

Cornelis Villerius: „Maar wacht eens, dachten we, ze willen óns bewust schade toebrengen.”
Foto Hedayatullah Amid

Wijkagent Delft-CentrumCornelis Villerius (33)

„Onze 24-uursdienst begon gezellig. We ontbeten ’s ochtends samen, bespraken de dag, deden de huishoudelijke klusjes. Aan het begin van de avond verhuisden we met de wagen naar het Marconiplein in Rotterdam-West, een wijk waar het weleens mis kon gaan, was de inschatting. Bij het schemeren, rond 16.30, 17.00 uur, begonnen de meldingen. Vooral brandjes in afvalcontainers.”

„We hadden geluk en konden met ons voertuig naar de Erasmusbrug om samen naar het nationale vuurwerk te kijken. Daar stonden we: ambulances, politieauto’s en brandweerwagens op een rij, tussen de Rotterdammers, elkaar het beste te wensen.”

„Kort na middernacht rijdt de politie ineens met toeters en bellen weg. Tien minuten later begon het ook voor ons. Van de ene naar de andere brand. Containers. Deelscooters. Deelfietsen. Autobranden. Het volgde elkaar steeds sneller op.”

„Na enen kregen we een melding van een autobrand vlakbij het Marconiplein. De straat lag vol vuurwerkresten. We reden er stapvoets omheen en overheen. Het was een smalle straat met aan weerszijden stonden auto’s. Er liepen mensen. Die auto? We zagen ’m nergens. Op de hoek van de straat stond wel een groep jongeren.”

„Uit het niets vloog een eerste steen tegen de voorruit aan. De ruit verandert in een spinnenweb aan breuken, buiten klonk gejoel. Toen begon het gooien naar ons, zagen we. Weg hier, was mijn reflex als bevelvoerder.

„We kwamen er met een kapotte voorruit en schrammen en deuken in onze wagen vanaf. Zeker weten doen we het niet, maar we denken dat de melding van de autobrand is gedaan om ons te lokken en aan te vallen. Die brandende auto vonden we, ook later, nergens. Het voelde alsof ze wilden uitstralen dat zíj de baas waren. Dat maakt het persoonlijk. Terwijl: wij willen mensen helpen!

„Nu, in de dagen na Oud en Nieuw, heeft iedereen aandacht voor geweld tegen hulpverleners. Media bellen ons met verzoeken voor getuigenissen. Politici zeggen: ‘Ja, ja, erg. We moeten iets doen.’ Maar eind januari is het weggeëbd, vervolgens blijft alles zoals het was, is mijn ervaring. Dat is naar.”